News

Dora Pejacevic

Pejačević: Piano Music

CD-recensie

 

© Aart van der Wal, oktober 2021

Pejacevic: Zes Fantasiestukken op. 17 - Bloemenleven - Caprice-walsen - Twee pianoschetsen - Capriccio op. 47 - Twee nocturnes - Pianosonate nr. 2

Ekaterina Litvintseva (piano)
Piano Classics PCL10226 • 67' •
Opname: okt. 2020, Westvest90, Schiedam

Ze was van goede komaf, Dora Pejacevic, die als Maria Theodora in 1885 in Boedapest het levenslicht aanschouwde (ze overleed in 1923 in München). Ze groeide op in een adellijke omgeving: haar vader, Teodor Pejacevic, was een Hongaars-Kroatische graaf en haar moeder, Lila Vay de Vaya, een Hongaarse barones. Dat betekende voor Dora niet alleen dat zij in een gespreid bedje terechtkwam en het beste onderwijs kreeg, maar ook dat al heel spoedig haar muzikale talent werd ontdekt, al was dat laatste vooral te danken aan haar bepaald niet van muzikale begaafdheid gespeende moeder, een uitstekende pianist en zangeres.

Dora's eerste belangrijke stappen op weg naar een professionele loopbaan als musiciënne werden echter pas gezet in 1903, toen het gezin op haar achttiende was verhuisd van hun landgoed in Nasice (nu in Slovenië) naar het daarmee vergeleken mondaine Zagreb. Daar, aan het Kroatisch conservatorium, kreeg ze les van de meest gerenommeerde docenten, al had ze toen al verschillende, voornamelijk op Chopin, Grieg, Mendelssohn en Schumann geïnspireerde, miniaturen gecomponeerd. Het waren van die typische genrestukken, zoals een berceuse, gondellied en impromptu.


Dora Pejacevic (1885-1923)

Nog maar kort op het conservatorium componeerde ze de zes Fantasiestukken op. 17 waarin, hoewel nog duidelijk ondergedompeld in laatromantische invloedssferen, toch al haar eigen stem doorbreekt. Niet lang daarna ontstond 'Bloemenleven', een serie van acht miniaturen met een sterk allegorisch karakter, volgens kenners haar beste werk. De negen Caprice-walsen (1906) moeten het vooral hebben van charme en gratie, met wel met een stevige knipoog naar het genre, zoals blijkt uit nr. 3: ‘Im Ländler-Tempo'. Met uitzondering van de ruimer uitgevallen Pianosonate nr. 2, ontstaan in het begin van de jaren twintig, vallen ook de beide Pianoschetsen, het Capriccio op. 47 (1919) en de beide Nocturnes (1918/20) onder de noemer ‘miniatuur', met als een van de belangrijkste kenmerken de impressionistische schrijfstijl.

De reeds genoemde Tweede pianosonate zet qua omvang en expressie alle overige op dit album vastgelegde stukken ver in de schaduw. Het werk lijkt een ommekeer in te luiden, haar voorlaatste compositie waarmee tevens het definitieve afscheid wordt ingeluid van de Franse lichtvoetigheid en de fijnzinnig gestileerde pasteltinten. Het eendelige stuk (hoofdtempo: Allegro con fuoco) staat in stilistisch opzicht vrij dicht bij de Pianosonate van Liszt, terwijl het qua vormstructuur onmiskenbaar tegen de sonates van Brahms aanleunt. De hoofdtoonsoort As-groot wordt in een complex en zelfs buitenissig discours vol complexe modulaties al snel verlaten. In de doorwerking ademt het stuk daardoor een grilligheid en weerbarstigheid die haar werk tot dan toe eigenlijk vreemd is gebleven.

Ekaterina Litvintseva komt van ver: om precies te zijn van Anadyr aan de Beringzee, in het uiterste noordoosten van Rusland, waar ze in 1986 werd geboren, in een gebied dat in het Westen vooral bekend is geworden door de daar gevestigde, onmenselijke Goelag-werkkampen en de vele verhalen die daarover zijn gepubliceerd (onder meer door Varlam Sjamalov).

Op haar vijftiende ging ze naar Moskou om er aan het door de staat in het leven geroepen Chopin-conservatorium te studeren. Daarna werd het Duitsland, eerst aan de Musikhochschule in Keulen en vervolgens aan die n Würzburg. Ze heeft zo'n zes albums op haar naam staan, uitgebracht op het Hänssler/Profil-label (de gegevens vindt u hier).

Ik raakte al snel in de ban van haar spel dat zich zeker onderscheidt van dat van menige ‘kleurloze' generatiegenoot. Het straalt frisheid uit, de muziek krijgt onder haar handen een betoverend aura, maar onder die bekoorlijkheid schuilt tevens het dualisme dat Dora Pejacevic bepaald niet vreemd was. Frasering, articulatie en het evenwicht tussen linker- en rechterhand zijn bepalend voor haar strikt heldere stemvoering waardoor zowel melodisch als harmonisch de luisteraar voortdurend bij de les wordt gehouden. Litvintseva heeft bovendien een intuïtief gevoel voor timing, weet wanneer ze moet ontspannen of juist accelereren. Dat zegt eveneens iets over de tempi die eveneens uitstekend zijn gedoseerd en die dichterlijke vrijheid niet in de weg staan.

Dat de pianomuziek van Dora Pejacevic zich helaas al een eeuw lang in de periferie beweegt en daardoor slechts een bescheiden belangstelling ten deel is gevallen zal zelfs Litvintseva niet naar een aanmerkelijk betere receptie kunnen ombuigen. Dat dit album echter de nodige aandacht verdient staat wat mij betreft buiten kijf. Peter Arts heeft voor een voortreffelijke omlijsting gezorgd.

 

 

Original review: https://www.opusklassiek.nl/cd-recensies/cd-aw/pejacevic01.htm